SONDEVOEDING
Voor kittens die niet door hun eigen moeder gezoogd kunnen worden is het beste alternatief een pleegmoeder die de kittens wil verzorgen. Echter, niet iedereen heeft een pleegmoeder voorhanden, en ook niet iedere pleegmoeder accepteert jongen die niet van haar zelf zijn. Als tweede alternatief is er natuurlijk de flesvoeding. De voeding die je hiermee geeft is hetzelfde van samenstelling als sondevoeding. Maar het wordt niet door een sonde in de maag gebracht, de kittens moeten zelf uit de fles drinken om hun voeding binnen te krijgen. Een paar nadelen van flesvoeding ten opzichte van sondevoeding zijn:
- Kittens de fles geven is een tijdrovend klusje. Sondevoeding gaat veel sneller.
- Sommige kittens knoeien nogal, waardoor je aan het eind van de flesvoeding niet zeker weet hoeveel voeding ze binnen hebben gekregen.
- Bij flesvoeding bestaat het gevaar dat een kitten zich verslikt in de melk. Als grote hoeveelheden voeding in de longen terechtkomen kan het kitten verdrinken, maar ook met kleinere hoeveelheden kan de afloop fataal zijn, zoals bijvoorbeeld het ontstaan van een longontsteking.
Kiest men voor sondevoeding, dan kun je hieronder lezen hoe je dat het beste kunt doen.
Sondes (oftewel canules of feeding tubes) en spuitjes (bijvoorbeeld 3 of 4 cc inhoud) kun je bij je dierenarts of via het Internet bestellen. Sondes zijn in verschillende maten verkrijgbaar: voor kittens, voor kleine pups en voor grote pups, maar uiteraard ook voor andere diersoorten.
Het inbrengen van de sonde is de eerste keer een eng klusje. Nadat je het een paar keer hebt gedaan gaat het steeds beter en word je er steeds handiger in. De eerste keer kun je aan je dierenarts (of iemand anders die al eerder sondevoeding aan kittens heeft gegeven) vragen of hij wil laten zien hoe je dit moet doen. Het toedienen van sondevoeding is echter een handeling die je beslist zelf kunt leren, en waar je niet iedere keer de dierenarts voor nodig hebt.
De slokdarm ligt achter de luchtpijp. Bij het inbrengen van de sonde kun je haast niet missen, laat de sonde achter in de keel glijden en geef lichte druk. Het makkelijkste werkt het als de sonde enigszins vochtig is gemaakt met water of met de melk die je wilt toedienen. Dit werkt als een soort glijmiddel en de smaak van de melk zal het kitten stimuleren om slikbewegingen te maken. Het kitten zal ondanks dit toch tegenstribbelen tijdens het inbrengen van de sonde, maar het zal ook slikbewegingen maken en hierdoor zelf de sonde doorslikken waarna de sonde in de slokdarm terechtkomt en niet in de luchtpijp.
Meet af hoever de sonde naar binnen moet om de maag te bereiken voordat je de sonde in brengt. Dit doe je door de sonde tegen het kitten aan te houden, en te meten tot aan de plaats waar de maag zit. (Dit is de afstand van de neus tot aan de onderste rib.) Plak een stukje tape op de sonde om de juiste afstand te markeren. Het uiteinde van de sonde zit in de maag wanneer de markering het mondje van het kitten heeft bereikt.
Stel dat de sonde toch in de luchtpijp is gekomen, dan merk je dat doordat je de sonde niet tot aan het stukje tape naar binnen kunt schuiven. De sonde stopt dan namelijk op het punt waar de luchtpijp splitst in de 2 vertakkingen die ieder naar één long leiden, tenzij de sonde heel dun is en hij door de dunnere vertakkingen past. Daarom is het heel belangrijk om sondes te gebruiken die een niet te kleine doorsnede hebben. Lukt het niet om de sonde tot aan de markering naar binnen te schuiven, of voel je weerstand, haal hem dan uit het kitten en probeer het opnieuw. Meestal begint het kitten ook heftig te hoesten en te protesteren zodra de sonde in de luchtpijp komt.
Twijfel je toch nog of de sonde in de slokdarm terecht is gekomen, trek dan even aan de spuit om te kijken of je een vacuüm voelt ontstaan. (Zachtjes trekken! Je wilt immers niet de slokdarm wand beschadigen.) Als je in de slokdarm zit, dan voel je een vacuüm ontstaan. De slokdarm wand is soepel en kan tegen het uiteinde van de sonde aan gezogen worden. Voel je geen vacuüm ontstaan, dan zit je zeer waarschijnlijk in de luchtpijp. De luchtpijp is niet soepel zoals de slokdarmwand, maar hard, gemaakt uit kraakbeenringen en zal daardoor niet zo makkelijk tegen het uiteinde van de sonde aangezogen worden. Of de wand van de slokdarm tegen het uiteinde van de sonde hangt ook af van de plaats van de opening op de sonde. Als de opening voorop de sonde is geplaatst, zal de wand van de slokdarm minder snel tegen de sonde aangezogen worden dan wanneer de opening aan de zijkant van de sonde zit. Als je zeker weet dat je goed zit, schuif dan de sonde verder naar binnen tot aan de markering en druk de sonde rustig leeg.
Geeft de moeder nog wel melk, maar niet genoeg (bijvoorbeeld als het nest heel groot is) dan kun je volstaan met bijvoeren. Uiteraard is de moedermelk de beste voeding die de kittens kunnen krijgen. Maar aangezien de moeder nog wel wat melk heeft, is het in dit geval is het niet nodig om alle kittens bij te voeren. Voer dan ook vooral de zwaarste kittens bij met de aanmaakmelk, en niet de kleinste. Vooral de kleintjes hebben de moedermelk nodig, en de grotere kittens kunnen beter een paar keer de bijvoeding krijgen. Zolang de grotere kittens hun buik vol hebben met de aanmaakmelk, hebben de kleintjes de gelegenheid om ongestoord bij hun moeder te drinken. Tijdens de andere voedingen zorgen de grotere, sterkere kittens wel weer dat ze aan hun trekken komen bij hun moeder.
Kittens die je sondevoeding moet geven, zijn vaak ook voor de 'afwerking' van jou afhankelijk. De moederpoes likt het gebied rond de anus van de kittens tijdens en na het zogen om de ontlasting te stimuleren. Zonder deze stimulans doen de kittens hun behoefte niet. Denk dus niet dat je gewoon kunt gaan zitten wachten totdat de kittens hun ontlasting en urine laten lopen, en dat je dan alles alleen maar schoon hoeft te maken. Je moet ook de stimulans geven. Dit hoef je niet te doen als de moeder geen melk heeft maar verder nog wel voor de kittens zorgt. Dan doe jij enkel de voeding, en moeder doet de rest van de verzorging.
Het stimuleren doe je met een warm nat watje. Leg dit op hun onderbuik, tussen de achterpootjes in. Je veroorzaakt schuurplekken als je met het watje over de huid wrijft, laat daarom het watje op zijn plaats liggen en maak met je vinger een ronddraaiende beweging over het watje. Stimuleer de kittens na elke voeding!
Pasgeborenen moeten om de 3 uur gevoed worden.
Hoeveel melk moet een kitten krijgen?
Als richtlijn is de volgende regel goed om aan te houden:
( 1/10 van het gewicht + 10 ml ) verdeeld over 8 voedingen. 1 gram gewicht = 1 ml melk
8 voedingen betekent dat er iedere 3 uur een melkmaaltijd gegeven moet worden!
Elke 3 uur in ieder geval gedurende de eerste 3 weken en daarna wat minder vaak!
Rekenvoorbeeld:
Een kitten van 100 gram krijgt dan elke 3 uur 2,5 ml
(uitleg = 1/10 X 100 gram = 10 ml + 10 ml = 20 ml in 8 keer verdelen = 2,5 ml per keer)
Een kitten van 200 gram krijgt dan elke 3 uur 3,75 ml
(uitleg 1/10 X 200 gram = 20 + 10 = 30 ml in 8 keer verdelen = 3,75 per keer)
Na een week kunnen de voedingen langere tussenperiodes krijgen. Houdt het gewicht van de kittens in de gaten, hierdoor kun je zien of de hoeveelheid melk per voeding en het aantal voedingen per dag voldoende is voor het kitten om te kunnen groeien.
Een globale indicatie voor gewichtstoename is dat na bijvoorbeeld de eerste week de kittens ongeveer in gewicht verdubbeld zijn.
Hieronder een filmpje waarin een kitten sondevoeding krijgt. Hierin is duidelijk te zien hoe e.e.a. in zijn werk gaat.