FNI of Fading Kitten Syndroom

 
 
FNI, ook wel Fading Kitten Syndroom genoemd, is een aandoening die de rode bloedcellen van kittens betreft.
Feline (= kat), Neonatale (= pasgeborene), Isoerythrolyse (= afbraak van rode bloedcellen)
Bloedgroepen zijn de erfelijke eigenschappen van rode bloedcellen.
 
Bij katten kennen we 3 bloedgroepen: Bloedgroep A (deze wordt gevormd door het genenpaar A/A, A/AB of A/B, waarbij de eigenschappen van A de eigenschappen van AB of A onderdrukken) en Bloedgroep B (deze wordt gevormd door het genenpaar B/B). Af en toe ook bloedgroep AB (gevormd door het genenpaar AB/AB of AB/B, waarbij de eigenschappen van AB de eigenschappen van B onderdrukken).
 
Een kat met de ene bloedgroep heeft over het algemeen antilichamen tegen een andere bloedgroep of kan deze snel aanmaken bij bloed-bloed contact, bij bv. bevalling.
Katten met bloedgroep B hebben heel veel natuurlijke antilichamen tegen bloedgroep A, maar andersom hebben katten met bloedgroep A betrekkelijk weinig natuurlijke antilichamen tegen
bloedgroep B.
Bloedgroep A is compleet dominant over bloedgroep B. Daarom komt bloedgroep A het meest voor
in kattenpopulaties.
 
Het gevaar van verschillende bloedgroepen bij het fokken van een nestje kittens zit hem vooral in kittens met bloedgroep A waarvan de moeder bloedgroep B heeft, dit door de anti A-antilichamen bij de moederpoes.
Dit houdt in dat als een moederpoes met bloedgroep B kittens krijgt met bloedgroep A, de kittens gevaar lopen als gevolg van de anti A-antilichamen die zij binnen krijgen bij de de eerste moedermelk (= colostrum). Het kan dodelijk zijn voor de kittens met bloedgroep A.
 
Normaal gesproken is de overdracht van de antilichamen van levensbelang voor de kittens, omdat deze hen de eerste weken beschermen tegen infectieziekten, bv. niesziekte en kattenziekte.
Bij FNI hechten de antilichamen van de moederpoes met bloedgroep B  zich aan de rode bloedcellen van de kittens met bloedgroep A en deze cellen worden vervolgens afgebroken (= haemolyse).
 
Andersom is het risico voor kittens veel kleiner, omdat poezen met bloedgroep A zeer weinig antilichamen tegen kittens met bloedgroep B hebben. Maar dit is absoluut alleen bij het eerste nestje, als gevolg van het bloed-bloed contact van de verschillende bloedgroepen tijdens de bevalling is het toch mogelijk dat een poes met bloedgroep A veel antilichamen aanmaakt tegen bloedgroep B. De kittens van een volgend nestje lopen dan alsnog gevaar.
Bij FNI worden de kittens ernstig ziek, sommige sterven plotseling zonder (zichtbare) symptomen, andere hebben symptomen als algehele zwakte, stoppen met drinken (= anorexie), moeilijke ademhaling, rode tot roodbruine urine, geelzucht, krampen en bleke slijmvliezen (= bloedarmoede).
 
Deze ontwikkelen zich over het algemeen in de eerste uren tot dagen na de geboorte, maar zeker in de eerste week. Opname van antilichamen via de moedermelk door de darmwand van het kitten
gebeurt in de eerste 24 tot 48 uur na de geboorte, hierna neemt de darmwand geen antilichamen
meer op.
 
Aangezien A dominant is over B en kittens 1 gen van moeder en 1 gen van vader krijgen worden bloedgroep vaak met 2 letters aangeduid (de domante is hoofdletter en de recessieve/onderdrukte
is kleine letter).